DE QUEESTE VAN DIEDERIK

Hoofdstuk 2: Nog meer bezoek

                                                                                                                *     

    “Oh jee Neeltje. Ik bedoel Jufrouw Neeltje. Wat moet ik nou?” Hij merkte zelf niet dat hij hardop mompelde. “Ze mag niet zien dat ik een dwerg in huis heb, wat zal ze wel niet denken?”

“Lacàbisch. Het is Lacàbisch, géén dwerg géén kabouter, géén gnoom, géén wat dan ook… … Lacàbisch. Zo moeilijk is dat toch niet!”

De laatste woorden werden op luide toon geroepen en Diederik zag zijn wereld in elkaar storten toen Jufrouw Neeltjes stem riep; “Wat gebeurt er Mijnheer Daar? “Heeft U bezoek?” “Natuurlijk ben ik op bezoek “riep Netel met een satanisch  grijnsje om zijn mond “Wie zou hier nou willen wonen, en dan zeker nog samen met zo’n weetnix die niet eens een eenvoudige naam kan onthouden!”

       De deur die op een kier was blijven staan ging verder open en op de drempel stond Neeltje beschroomd naar Diederik te kijken. Omdat Diederik voor het bureau stond kon Jufrouw Neeltje niet gelijk het bijzondere bezoek zien. Maar ze begreep, toen ze het hoogrode gezicht van Diederik zag, dat er iets aan de hand was. “Diederik, wat is er, ben je ziek?”

       Neeltje kwam verder de kamer in, en ofschoon Diederik moeite deed om tussen Neeltje en Netel te blijven kon hij niet voorkomen dat zij zijn eerste bezoek op de bureaustoel zag zitten.

“Hé, een jongetje met een valse baard. Wat leuk. Wie ben jij? Je bent goed vermomd hoor, ik herken je niet.” Ze draaide zich naar Diederik. “Heeft U een toneelclubje opgericht? Dat is leuk hoor, als U hulp nodig heeft zegt U het maar, ik wil U graag helpen”

       Diederik zag in dat hij nooit kon volhouden dat Netel een gewoon verkleed jongetje was, ook al omdat Diederik zag dat Netels neus weer een gevaarlijke rode kleur kreeg, en voordat Netel had kunnen reageren met een van zijn stekelige opmerkingen zei hij; “Jufrouw Neeltje dit is Netel En hij is geen jongetje, ik bedoel hij is wel mannelijk tenminste dat denk ik en hij is eh ‘n…

“Een Lacàbisch “riep Netel.” En ik ben mannelijk, dank U.”

        Neeltje keek met opgetrokken wenkbrauwen van Netel naar Diederik en weer terug. Ze slikte,kneep haar ogen dicht,opende ze weer en zakte toen met een zucht tegen Diederik aan.Diederik ving haar zachtjes op en met de flauwgevallen Neeltje in zijn armen wierp hij een vernietigende blik op Netel die het hele tafereeltje geamuseerd had gade geslagen. “ Kijk nou wat je gedaan hebt.”

“Ik? Ik doe niks, jullie mensen doen altijd raar, zodra jullie iets nieuws zien gaan jullie staan  gapen of vallen flauw, om maar niet te spreken van al die keren dat ze op je gaan schieten met alles wat ze maar kunnen vinden. Bah, Ik zei al van mij had dit niet gehoeven. Net of wij dat stomme boek… …..........” De laatste zinnen werden verongelijkt gemompeld en Diederik had moeite om ze te verstaan. Bovendien werd hij afgeleid door het warme lichaam van Jufrouw Neeltje en dan die geur van heur haar. Goddelijk.

        Voorzichtig legde hij Neeltje op de grond en ging op zijn knieën naast haar zitten. Zonder acht te slaan op de snuivende geluiden uit de bureaustoel begon hij haar handen te wrijven. Na enkele ogenblikken sloeg Neeltje haar ogen op en keek verbaasd naar het zwetende gezicht van Diederik. “Ik ben flauwgevallen.” Het kwam er wat zachtjes uit.

“Zei ik toch, flauwvallen, schieten, hard weglopen, altijd hetzelfde met mensen.” Diederik wierp een blik naar Netel die naar hij hoopte vernietigend was maar Netel scheen zich er weinig van aan te trekken.

“Dametje, deze onbeleefde squarc is niet goed genoeg voor u,” Ging Netel verder,” laat mij u maar overeind helpen.”

       Als Diederik later terugdacht aan wat er toen gebeurde was hij altijd een stukje van de gebeurtenissen kwijt. Plotseling stond Neeltje, zijn Neeltje, naast de bureaustoel, in haar handen had ze een groot boek (Diederik herkende de kaft, een wereldatlas) en liet dat neerkomen op het hoofd van Netel “Hoe durf je Diederik een squark te noemen.” Riep zij. ”je bent zelf ‘n…`n…..!”

       Vliegensvlug verdween Netel met een hand zijn hoofd tegen verder geweld beschermend onder het bureau. Omdat Neeltje hier niet op bedacht was kwam de atlas toen ze hem de tweede keer naar beneden zwaaide op de leuning van de bureaustoel terecht, deze reed ratelend in de hoek met op de zitting het boek wat Neeltje niet langer had kunnen vasthouden.

“Ook nog met boeken slaan, wel ja, toe maar.” Zei Netel voorzichtig onder het bureau uitkijkend.

       Diederik zag dat Neeltje van plan was om ook onder het bureau te kruipen en hij hield haar met zachte dwang tegen. “Kom Neeltje, ik bedoel jufrouw Neeltje, ga maar even hier zitten.” Hij rolde de stoel terug naar het bureau, nadat hij de atlas buiten haar bereik had gelegd, en zij liet zich er met een zucht op neer zakken. Voorzichtig kwam Netel tevoorschijn en ging zo ver mogelijk uit de buurt van zijn belaagster aan de andere kant van het bureau staan.

                                                                                                                    ** 

       Diederik keek van de een naar de ander en vroeg;

“Moet er iemand misschien een kopje thee?”

 

 

 

 

      

 

 

 

 

 

 

 

 

 

**